Vandaag (24/1/2021) wordt uit het evangelie van Markus gelezen hoe Jezus een aantal vissers opriep om hun netten te verlaten, en ‘hem na te volgen’. En ze deden het nog ook. Vissers van mensen zouden ze dan worden. Heb dat altijd een raar, zelfs ietwat onaangenaam beeld gevonden. Als virtuoze exegeet kan ik me er natuurlijk wel uit redden, maar daar heb ik deze keer geen zin in. In plaats daarvan een associatie met een gedicht van Martinus Nijhoff. Dat gaat ook over ‘vissen’… En daarna het lied van Ad den Besten over Jezus die langs het water liep.
Het kind en ik
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even knikte
dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.
1934, Martinus Nijhoff (Verzamelde gedichten, p. 222)
Jezus, die langs het water liep
en Simon en Andreas riep,
om zomaar zonder praten
hun netten te verlaten,
Hij komt misschien vandaag voorbij
en roept ook ons, roept u en mij,
om alles op te geven
en trouw Hem na te leven.
Jezus, die langs de straten kwam
en tollenaars terzijde nam:
‘k Wil in uw woning wezen
voor nu en voor nadezen’,
Hij komt misschien vandaag voorbij
en neemt ook u terzij of mij
en vraagt ons, Hem te geven
de rijkdom van ons leven.
Christus, die door de wereld gaat,
verheft Zijn stem niet op de straat,
Hij spreekt ons hart aan, heden,
en wenkt ons met Zich mede.
En lokt ook nog zoveel ons aan,
tot wie zouden wij anders gaan?
Hij heeft en zal ons geven
alles, het eeuwig leven.
Stay safe & Keep going, Dick Wursten